- rond
- rond1{{/term}}〈bijvoeglijk naamwoord, bijwoord〉1 [algemeen] 〈bijvoeglijk naamwoord〉 rond; 〈bijwoord〉 en rond2 [m.b.t. tijdruimten; zo dat er niets ontbreekt] 〈bijvoeglijk naamwoord〉 complet 〈v.: complète〉3 [afgerond] 〈bijvoeglijk naamwoord〉 global; 〈bijwoord〉 globalement4 [ongeveer] 〈bijvoeglijk naamwoord〉 approximatif 〈v.: approximative〉; 〈bijwoord〉 environ5 [oprecht] 〈bijvoeglijk naamwoord〉 ouvert⇒ franc/franche 〈bijwoord〉 rondement⇒ franchement6 [een gehele kring om] 〈bijvoeglijk naamwoord〉 faisant le tour (de)7 [volklinkend] 〈bijvoeglijk naamwoord〉 plein♦voorbeelden:1 zich rond eten • se remplir le ventrerond maken • arrondir2 het hele jaar rond • l'année entièrede zaak is rond • l'affaire est conclue3 een rond getal • un chiffre rond4 dat zou rond 4 miljoen opleveren • cela rapporterait environ 4 millions5 het is de ronde waarheid • c'est la pure véritérond voor zijn mening uitkomen • afficher ses opinions6 ik ben het eiland rond geweest • j'ai fait le tour de l'île7 een ronde toon • un son plein¶ de schijf draait eenmaal per seconde in het rond • le disque fait un tour par secondehij keek angstig in het rond • il regardait anxieusement autour de lui→ {{link=bewoordingen}}bewoordingen{{/link}}————————rond2{{/term}}〈voorzetsel〉1 [algemeen]autour de2 [omstreeks] vers♦voorbeelden:1 rond de tafel zitten • être assis autour de la tablehij is rond de dertig • il a la trentaine2 rond elven • vers onze heures
Deens-Russisch woordenboek. 2015.